Tijdens droge periodes brengen bloeiende Hazelaars en Elzen
redelijke aantallen matig allergeen pollen in de lucht. Bloeiende Hazelaars vallen
op door de geel-groen gekleurde katjes, die de struiken goed laten afsteken
tegen de rest van de begroeiing die nog bladloos is. Wel zijn er duidelijke
verschillen te zien: een flink aantal Hazelaarstruiken staat al volop in bloei;
bij andere zijn de katjes nog niet zo ver. Dit is genetisch bepaald. Deze
verdeling in de tijd zorgt ervoor dat er altijd voldoende vrouwelijke katjes
bevrucht worden. Boomhazelaars, meestal in de stad als straatboom aangeplant
raken al hier en daar uitgebloeid.
Inheemse Elzen beginnen dikkere katjes te krijgen en er bloeien
zelfs al exemplaren. Zo zijn er al Zwarte elzen met 10 cm lange katjes in het land
te vinden, vooral in de westelijke helft van het land, waar het minder koud
geweest is in de afgelopen weken. Ook bij Elzen vallen de genetische
verschillen tussen de individuele bomen en struiken op. Het meerendeel van de
niet-inheemse Elzen, zoals de Kaukasische els is al uitgebloeid; je ziet de
katjes dan onder deze, vaak als straatboom aangeplante soorten, liggen. Ook
kunnen de katjes door sterke wind van de bomen zijn afgerukt.
Mensen die gevoelig zijn voor pollen van Hazelaars of Elzen
kunnen derhalve last hebben van hooikoortsachtige verschijnselen. Vooral
tijdens droge periodes en met directe zonne-instraling. Deze verschijnselen
worden ook veroorzaakt door het fijne weefsel dat in de lucht komt als de
katjes openbreken tijdens het rijpen.
Uit de groep van de Coniferen, vaak aangeplant in tuinen en
parken, begint de Taxus te bloeien. De mannelijke bomen zijn te herkennen aan
de kleine, gele, ronde kegeltjes, die tijdens het rijpen open gaan een enorme
hoeveelheden pollen kunnen afgeven. Dit pollen is slechts licht allergeen; het
aantal mensen dat last kan hebben van dit pollen is zeer beperkt.